NAW SAMENVATTINGEN
hoi,
mijn boek voor NAW(natuurwetenschappen) is: explora 1 havo/vwo
groetjes giovi
2.1:
DE BOUW VAN HET SKELET:
- Wervelkolom: halswervels, borstwervels, lendenwervels, heiligbeen, staartbeen.
- Borstkas: ribben, borstbeen, borstwervels.
DE TAKEN VAN HET SKELET:
- Stevigheid geven
- Vorm geven
- Bescherming
- Beweging mogelijk maken
BOTTEN:
- Been: beencellen en stof met veel kalk en weinig lijmstof
- Kraakbeen: kraakbeencellen en gelei van lijmstof
- Kalk voor hardheid, lijmstof voor buigzaamheid
- Botbreuk; beencellen vormen nieuw been
WERVELKOLOM:
- Wervelkolom als schokdemper door kraakbeenschijven en door dubbele s-vorm
- Wervel bestaat uit wervellichaam met wervelgat, waarin ruggenmerg zit
WERVELKOLOM IN JUISTE VORM:
- Fout tillen: met gebogen rug
Kraakbeenschijven zijdelings in elkaar gedrukt
- Hernia: kraakbeenschijf puilt uit en drukt op zenuw
- Goed tillen: met rechte rug, vanuit de benen
- Goed zitten:
- Zit rechtop
- Zet je voeten plat op de grond
- Gebruik de rugleuning, je onderrug moet steunen
- Gebruik de hele zitting
- Gebruik de armleuning
2.2:
VERSCHILLENDE KRACHTEN
- Er zijn veel soorten krachten bijvoorbeeld:
- Spierkracht
- Zwaartekracht
- Veerkracht
- Weerstandskracht
- Windkracht
- Elektrische kracht
- Kleefkracht
- Magnetische kracht
- Spankracht
- Gewicht is de kracht die je op de vloer uitoefent.
- De eenheid van kracht is Newton(N)
- De zwaartekracht op een voorwerp van 1KG is 10N
KRACHTEN TEKENEN
- Krachten kun je niet zien
- Je tekent een kracht als pijl
- Het begin van de pijl geeft het aangrijpingspunt van de kracht aan
- De lengte van de pijl geeft de grootte van de kracht aan
2.3:
KRACHTEN METEN:
- Krachten meet je met een krachtmeter
- Voor een goede meting gebruik je een krachtmeter met een geschikt meetbereik
EEN GRAFIEK TEKENEN VAN MEETRESULTATEN:
- Zet langs de horizontale as wat je zelf veranderd
- Zet langs de verticale as wat als gevolg daarvan veranderd
- Zet langs beide assen de juiste eenheid
- Zorg ervoor dat het grootste getal van je meting ook in je grafiek past
- Verdeel de assen in gelijke stappen
- Zet de getalparen van elke meting met een kruisje in de grafiek
- Trek een vloeiende lijn die zo goed mogelijk langs alle kruisjes gaat
DE VEERCONSTANTE:
- De veerconstante is de kracht die nodig is om de veer 1 cm uit te rekken. De eenheid is N/cm
- Je berekent de veerconstante met:
- Veerconstante=
- kracht : uitrekking
- C= F:u
2.4:
BOTTEN:
- Je kunt je botten bewegen door gewrichten en spieren
- Je botten zijn met elkaar verbonden door:
- een gewricht
- een naadverbinding
- een vergroeiing
- kraakbeen
BOUW VAN EEN GEWRICHT:
- een gewricht zit stevig in elkaar door:
- gewrichtskapsel
- gewrichtsbanden
- spieren
- het kraakbeenlaagje beschermt de knobbel en de kom in een gewricht tegen slijten
- het gewrichtskapsel maakt gewrichtssmeer, hierdoor beweegt je gewricht soepel
- je hebt 3 typen gewrichten:
- kogelgewricht
- scharniergewricht
- rolgewricht
GEWRICHTSBLESSURES:
- ontwrichting, de gewrichtsknobbel schiet uit de gewrichtskom
- verstuiking, het gewrichtskapsel rekt te ver uit of scheurt in
- versleten gewricht, je krijgt een kunstgewricht
2.5:
SPIEREN:
- spieren zitten onder je huid
- spieren zitten met pezen aan het skelet vast
- als spiervezels samen trekken, wordt de spierkorter
- de spier levert meer kracht op als de spiervezels samentrekken
BEWEGINGEN:
- spieren werken samen: buig- en strekspieren
- de spier die samentrekt wordt korter en dikker
- de spier die ontspant wordt langer en dunner
- spieren die samenwerken aan een beweging noem je antagonisten
SPORTEN:
- spierpijn ontstaat als er te veel afvalstoffen in de spier achterblijven
- overbelaste spieren kunnen kramp krijgen of een scheurtje oplopen
- warming-up en cooling-down voorkomen spierblessures
ONVERMOEIBARE SPIEREN:
- hartspier en spieren van je verteringsorganen bewegen steeds maar door. Dat zijn onwillekeurige spieren, die trekken vanzelf samen
- bij het voortduwen van voedsel door je verteringsorganen werken kringspieren en lengtespieren samen
2.6:
EVENWICHT VAN KRACHTEN:
- 2 krachten zijn in evenwicht als ze even groot en in tegengestelde richting zijn
ZWAARTEPUNT:
- Het zwaarte punt van een voorwerp is het punt waar de zwaartekracht aangrijpt
EVENWICHT VAN VOORWERPEN:
- Een voorwerp is in evenwicht als het zwaartepunt boven het steunvlak ligt